Belastingaanslagen na FIOD-onderzoek
Belastingplichtigen die te maken krijgen met een strafrechtelijk onderzoek van de FIOD krijgen veelal daarna nog te maken met belastingaanslagen van de Belastingdienst. Zowel de FIOD als de Belastingdienst beoordelen de feiten op hun eigen manier, dit geldt ook voor fiscale rechters en strafrechters. Beide rechters zijn juridisch ook niet aan elkaar gebonden. De fiscale rechter moet wel vertellen (motiveren) hoe hij tot zijn oordeel komt, temeer als dit oordeel anders is dan dat van de strafrechter, dit stelde de Hoge Raad in 2015.
Als een belastingplichtige via de strafrechter wordt vrijgesproken (of bij sepot) dan mag de fiscale rechter niet nogmaals oordelen over de feiten en omstandigheden, dit is in 2014 zo vastgesteld door de Europese rechter. Als de aanslagen al zijn opgelegd en u wordt vrijgesproken, dan moet de Belastingdienst de aanslagen tot nihil verminderen, aldus de Hoge Raad in 2017.
Belastinghefing op grond van FIOD-rapport
Als uit een onderzoek van de Belastingdienst volgt dat er over inkomsten / winsten geen belasting is voldaan, dan zal de Belastingdienst veelal na het FIOD-onderzoek langskomen om (bijvoorbeeld via een eigen onderzoek) vast te stellen of er nog naheffingsaanslagen of navorderingsaanslagen kunnen worden opgelegd. Dit moet de Belastingdienst doen binnen 5 jaar na de gebeurtenis. Dit kan langer zijn, bijvoorbeeld als er uitstel is genoten (dan veelal 7 jaar) of als het om buitenlands vermogen / inkomen gaat (dan veelal 12 jaar). De Belastingdienst moet dan wel aantonen dat er te weinig belasting is betaald. Als de belastingplichtige geen deugdelijke administratie kan tonen of heeft gevoerd, dan kan de Inspecteur de bewijslast omkeren, dan moet de belastingplichtige (overtuigend) aantonen hoe hoog zijn inkomen / winst is geweest. Omkeren van de bewijslast kan in een beperkt aantal gevallen:
- de administratie deugt niet;
- er is te laat aangifte gedaan terwijl dit wel had gemoeten;
- er is een informatiebeschikking opgelegd en de bezwaartermijn is verlopen;
- de inspecteur bewijst dat er te weinig inkomen / winst is aangegeven.
Bepalen van de winst na strafrechtelijk onderzoek FIOD
Veelal zal de Belastingdienst het FIOD-rapport als uitgangspunt nemen bij het opleggen van aanslagen. Meestal wordt er na het onderzoek van de FIOD nog een eigen onderzoek ingesteld, fetelijk is dit verplicht omdat de Belastingdienst ook zelf moet onderzoeken (met eigen bevindingen) of een aanslag juist is. Bij het bepalen van de winst kunnen enkele (opmerkelijke) kosten nog in mindering worden gebracht, de belangrijkste zijn:
- Bij crimineel inkomen de kosten welke hiervoor zijn gemaakt (zoals wapens, etc.);
- Bij een ontnemingsvordering (die is betaald) de betaling hieromtrent.
Voor de belastingheffing is het niet van belang of inkomsten worden gegenereerd door legale of illegale activiteiten. De winst is belast en de kosten zijn aftrekbaar. Als u echter door de strafrechter (bijvoorbeeld na een FIOD-onderzoek) bent veroordeeld, zijn de kosten niet aftrekbaar (artikel 3.13 lid 1 wet Inkomstenbelasting). De kosten van een misdrijf zijn namelijk niet aftrekbaar. Dit geldt ook als er een zogenaamde strafbeschikking is uitgevaardigd. Het gevolg hiervan kan behoorlijk in de papieren lopen, de fiscale neutraliteit (betalen over wat je hebt genoten) wordt hiermee dus losgelaten. Dit komt met name naar voren als u voor uw omzet substantiële inkoopkosten hebt moeten maken. De inkoop is dan namelijk niet aftrekbaar, vorenstaande is in 2016 door de Hoge Raad bevestigd.
Conclusie Belastingdienst en FIOD
Een fiscaal jurist inschakelen bij een FIOD-onderzoek is verstandig. Soms is de wereld oneerlijk en soms kan de oneerlijkheid in uw voordeel werken. Kennis en kunde van de fiscale wetgeving en haar jurisprudentie is dan van belang. Fiscale rechters en strafrechters komen soms op grond van dezelfde feiten en omstandigheden tot geheel andere inzichten. In een cassatiezaak bij de Hoge Raad in 2021 kwam aan de orde of informatie bij de FIOD (in het kader van een strafrechtelijk onderzoek) omtrent feiten bij een belastingplichtige kan worden toegerekend aan de inspecteur van de Belastingdienst. Dus "wist de inspecteur iets omdat de FIOD het wist?". De Hoge Raad stelt in dit arrest dat dit niet "zonder meer " mee zo is. De Hoge Raad laat dus ruimte open om in een specifieke situatie de kennis van de FIOD wel toe te rekenen aan de inspecteur. De aanleiding van het onderzoek bij belastingplichtige is hierbij van belang. Een tijdlijn is voor dergelijke onderzoeken van essentieel belang, soms is derhalve een navorderingsaanslag - door onderzoek van de FIOD - niet mogelijk (ontbreken nieuw feit). Op het moment dat de inspecteur - op welke wijze ook - op de hoogte zou zijn geweest van een strafrechtelijk onderzoek door de FIOD voordat de definitieve aanslag werd opgelegd - kan de kennis van de FIOD naar onze mening worden toegerekend aan de inspecteur. Een moment hiervoor kan zijn het moment dat er overleg is geweest tussen de OvJ/ FIOD en de Belastingdienst en/of het moment dat de OvJ het strafrechtelijk onderzoek vrijgeeft.
Bron strafrecht en fiscaal recht
EHRM 23 oktober 2014, nr. 27785/10.
Hoge Raad d.d. 20 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:643).
Hoge Raad d.d. 3 juni 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1038).
Hoge Raad d.d. 2 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:958).
Gerechtshof 's Hertogenbosch d.d. 20 februari 2018 (ECLI:NL:GHSHE:2018:515).
Rechtbank Rotterdam d.d. 15 mei 2017 (ECLI:NL:RBROT:2017:3682).