Bewijslast na overlijden
Reeds jaar en dag is iedereen verplicht in zijn belastingaangifte de ‘gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud in te vullen' (art. 8 Algemene wet inzake Rijksbelastingen, AWR). Bovendien moet iedereen de Belastingdienst de door hem gestelde vragen beantwoorden.
Als niet de vereiste aangifte is gedaan (art. 25 AWR) of niet voldoende inlichtingen zijn verstrekt (art. 52a AWR), volgt de zogenoemde ‘omkering van de bewijslast’. Dat betekent dat u moet bewijzen dat de opgelegde aanslag te hoog is, een schier onmogelijke opgave.
Onze hoogste rechter – de Hoge Raad – vindt dat geen straf maar een administratieve maatregel om ervoor te zorgen dat de Belastingdienst de benodigde gegevens krijgt om een juiste belastingaanslag op te leggen.
Toch voelt de ‘omkering’ als een straf.
Wat nu bij overlijden?
Bij het overlijden van de belastingplichtige ‘vererft’ de belastingaanslag gewoon mee. De vraag is nu of de ‘omkering van de bewijslast’ ook mee vererft. Dan moeten de erfgenamen bewijzen dat de belastingaanslag aan de erflater niet te hoog is. Een nog onmogelijker taak voor de erfgenamen, die vaak niet van de hoed en de rand weten.
Toch heeft de Hoge Raad recent beslist dat de ‘omkering van de bewijslast’ ook op de erfgenamen rust. Een zware dobber dus.
Schrale troost
Een troost mag zijn dat de aan de overledene opgelegde boete wel vervalt (art. 5:42 Awb).
Conclusie
De greep van de fiscus verslapt niet bij overlijden. Ook het doen van belastingaangifte namens de overledene vergt de nodige precisie.