print sitemap zoeken disclaimer contact

DGA en belastingen

Leningen binnen familieverband

In de praktijk komt het regelmatig voor dat leningen binnen de familie worden verstrekt (bijvoorbeeld ouder aan kind of leningen via de gehouden vennootschappen). In deze situaties worden niet altijd dezelfde zekerheden verlangd of dezelfde voorwaarden gehanteerd als bij een vergelijkbare situatie bij een commerciële geldverstrekker zoals een bank. In deze situaties is dan de vraag welke fiscale gevolgen aan de orde kunnen komen bij deze leningen. De Belastingdienst heeft hun zienswijze omtrent deze fiscale gevolgen kenbaar gemaakt in de afgelopen periode. Hieronder hebben wij de standpunten van de Belastingdienst nader in beeld gebracht.  

Lening eigen woning binnen familieverband

De minister van Financiën heeft naar aanleiding van een WOB-verzoek, waarbij verzocht is om informatie over beleid en uitvoering omtrent de familiebank, op 21 april 2021 de Handreiking familielening en openbaar gemaakt. Daaruit blijkt dat de Belastingdienst gebruik maakt van een toetsschema om na te gaan of de familielening kwalificeert als eigenwoningschuld en om na te gaan of en tot welk percentage de rente die betaald wordt op die eigenwoningschuld aftrekbaar is. In de Handreiking familieleningen wordt overigens steeds de term ‘familielening’ gebruikt, maar de handreiking kan ook worden gebruikt voor bijvoorbeeld eigenwoningleningen tussen de dga en zijn bv. In deze handreiking zijn diverse vragen opgenomen die kunnen worden doorlopen. Hieronder een uiteenzetting van deze vragen

Vraag 1: is sprake van een geldlening?

Allereerst dient er sprake te zijn van een echte lening. En niet van het schuldig blijven van een bepaalde som, kwijtschelding of een schenking. Daarbij wordt aangesloten bij de definitie van een geldlening in het Burgerlijk Wetboek. Alleen als sprake is van een geldlening volgens deze definitie, kan er sprake zijn van een lening.

Als het antwoord op de vraag of sprake is van een geldlening ‘ja’ is, gaat u naar toetsvraag 2.

Vraag 2: is sprake van een eigenwoningschuld?

Een lening is slechts een eigenwoningschuld als voldaan wordt aan de eisen van de Wet op de Inkomstenbelasting. Voor leningen vanaf 2013 geldt bijvoorbeeld een annuïtaire of lineaire aflossingsplicht. Bovendien is de lening gemaximeerd, rekening houdend met een eventuele eigenwoningreserve. De fiscale eisen staan in artikel 3.119a van de Wet op de Inkomstenbelasting. Voor leningen die op 1 januari 2013 al bestonden, kan overgangsrecht gelden. Het is dan een zogenaamde Bestaande eigenwoningschuld volgens het overgangsrecht van de Wet IB2001.

Uiteraard moet ook het antwoord op deze vraag ‘ja’ zijn om voor renteaftrek in aanmerking te komen.

Vraag 3: is het rente over een geldlening of is er sprake van een vergoeding voor iets anders?

De hoofdregel is dat rente over een eigenwoningschuld (hierna: ‘eigenwoningrente’) alleen aftrekbaar is als de rente alleen een vergoeding is over het uitgeleende geld. En dus niet (deels) een vergoeding is voor andere aspecten, zoals gunstige voorwaarden. Dat deel van de vergoeding is in principe dus geen eigenwoningrente. In dat geval dient een splitsing aangebracht te worden tussen een deel dat ziet op de terbeschikkingstelling van de hoofdsom en een deel dat ziet op een ander recht. Echter, die splitsing mag achterwege blijven indien de omvang van deze rechten of plichten ‘verwaarloosbaar’ zijn. In de Handreiking familieleningen wordt een renteopslag van 0,2% of minder als verwaarloosbaar aangemerkt.

Let op: de rente moet verder wel echt betaald worden of verschuldigd zijn. Als er bijvoorbeeld is overeengekomen dat de rente die verschuldigd is direct wordt teruggeschonken, dan is er feitelijk sprake van een renteloze lening. Er is dan geen aftrekbare eigenwoningrente. Rente is alleen aftrekbaar zolang eventuele schenkingen aan de lener niet rechtstreeks verband houden met die renteverplichtingen.

Vraag 4: is de rente op de lening wel reëel?

De vraag of de rente wel reëel is, hangt af van alle exacte feiten en omstandigheden.

Uit de jurisprudentie valt op te maken dat hetgeen ten titel van rente wordt uitgekeerd voor de inkomstenbelasting niet per definitie volledig als een vergoeding voor de hoofdsom wordt aangemerkt. De Hoge Raad volgt namelijk een meer op de economische realiteit gestoelde benadering. In de Handreiking familieleningen staat dat volgens de kennisgroep deze economische benadering ook geldt voor de vraag of de hoogte van de rente wel reëel is. De rente moet kort samengevat in lijn zijn met wat een onafhankelijke andere partij onder dezelfde omstandigheden in rekening zou brengen.

Om vast te stellen hoe hoog die rente mag zijn, moet naar twee zaken gekeken worden:

  1. Wat is het gangbare rentepercentage bij de meest vergelijkbare lening die onder marktomstandigheden bij een bank (of andere reguliere geldverstrekker) wordt afgesloten? Dit vormt het uitgangspercentage. Een bank heeft een bepaald rentetarief voor een lening, afhankelijk van de hoogte van de schuld, de looptijd, de rentevaste periode, enzovoorts. Je moet nagaan welke rente een bank rekent voor een lening die zoveel mogelijk lijkt op die van de familielening.
  2. Wat zijn de verschillen met de familielening en in hoeverre is het hogere rentepercentage ten aanzien van de familielening reëel? Een bank heeft meestal het recht van hypotheek, terwijl een familielid dat niet eist. Dat rechtvaardigt een iets hogere rente. Ook andere zekerheden spelen een rol bij de beoordeling of de lening een hogere rente mag krijgen dan een banklening. Het gebrek aan zekerheid moet wel reëel zijn: als de uitlener feitelijk wel degelijk zeker weet dat hij de lening terugbetaald kan krijgen, dan zal de Belastingdienst een hogere rente niet zomaar toestaan.

    Ook mag niet aangesloten worden bij de rente op een consumptief krediet, zoals die in de markt wordt aangeboden: de Belastingdienst neemt hier stellig afstand van, omdat een consumptief krediet een heel ander bestedingsdoel heeft dan een woning. Een andere factor die hier meespeelt, is de vraag wat het risicoprofiel van de lener is. Als er sprake is van een onregelmatig inkomen, dat bovendien net voldoende is om de maandlasten van te betalen, dan is er sprake van een hoger risicoprofiel dat ook een hogere rente rechtvaardigt.

Dit alles moet primair worden bekeken naar het moment van aangaan van de geldlening. Er kan echter aanleiding bestaan om daarnaast tussentijds te toetsen.

Nog een voorbeeld ter illustratie: stel dat een bank 2% rente in rekening zou brengen. Er is een familielening afgesproken, zonder recht van hypotheek of overige zekerheid en onder soepele voorwaarden. Ten aanzien van de familielening geldt een rentepercentage van 5,5%. Een reële rente zou, gelet op de condities van de familielening, bijvoorbeeld 3% zijn voor deze lening. In dat geval is 3% aftrekbaar als eigenwoningrente en 2,5% niet.

Indien de rente niet reëel is dan kan de Belastingdienst het standpunt innemen dat sprake is van een schenking. Veelal kan dit worden opgelost door het belastingvrije bedrag (€ 6.713 in 2025), echter kan er ook een heffingsmoment aan de orde komen. Schenking kan ook aan de orde komen wanneer er eigenlijk geen sprake is van een lening, dit zullen wij vooralsnog buiten beschouwing laten in dit artikel.

Consumptieve leningen binnen familieverband

Bij consumptieve leningen binnen familieverband kan worden aangesloten bij vraag 1 en 4 uit de Handreiking familieleningen .

Ook hier kan schenking aan de orde komen wanneer de rente niet reëel is vastgesteld.

Leningen via vennootschappen

Ook bij financiering binnen familieverband middels vennootschappen zijn vele discussies gevoerd met de Belastingdienst. Onlangs heeft de Belastingdienst heeft de ‘Handreiking omvang schenking bij onzakelijke gelieerde financieringen aan lichamen’ vrijgegeven. Het vrijgeven van de handreiking houdt verband met een op 10 juli 2024 gepubliceerd Kennisgroepstandpunt van de Kennisgroep Successiewet over de bevoordeling bij het verstrekken van een onzakelijke lening aan een BV (Kennisgroepstandpunt Belastingdienst 10 juli 2024, KG:063:2024:9). In de handreiking wordt aandacht besteed aan de bepaling van de omvang van de bevoordeling. Zij beperkt zich daarbij tot de consequenties van de ’gelieerde zakelijke lening met onzakelijke voorwaarden’ en de ‘onzakelijke lening’ voor uitsluitend de schenkbelasting.

Als de gelduitlener en de geldgever vennootschappen zijn en het verstrekken van de lening wordt ingegeven door de wil en beslissingsmacht van de aandeelhouder van de gelduitlenende B.V. en gericht is op de persoon van de aandeelhouder van de geldlenende B.V., dan vindt de gift tussen die aandeelhouders plaats. Van vrijgevigheid is sprake als de geldverstrekker zich bewust is van het in de gunstige condities liggende voordeel en hij de wil heeft om de specifieke begiftigde te verrijken. Bij een onzakelijke lening verarmt de aandeelhouder van de gelduitlenende B.V., omdat de waarde van zijn aandelen door de verstrekte onzakelijke lening is gedaald.

In de heffing van schenkbelasting wordt betrokken hetgeen de begiftigde verkrijgt. Dat is de waardestijging van de aandelen van de geldlenende B.V. als gevolg van de onzakelijke lening.

In de handreiking wordt aandacht besteed aan de bepaling van de omvang van de bevoordeling. Zij beperkt zich daarbij tot de consequenties van de ’gelieerde zakelijke lening met onzakelijke voorwaarden’ en de ‘onzakelijke lening’ voor uitsluitend de schenkbelasting. 

Noot fiscaal jurist inzake leningen in familieverband en belastingen

Zoals blijkt uit dit artikel en de Handreikingen van de Belastingdienst kan er veel discussie ontstaan over leningen binnen familieverband. Welke fiscale gevolgen daaraan kunnen worden verbonden is sterk afhankelijk van de exacte feiten en omstandigheden van het geval. Het is derhalve noodzaak om alle relevante informatie in beeld te brengen en vervolgens deze gaat toetsen teneinde een zakelijke lening en voorwaarden overeen te komen. Wanneer u vragen heeft of ondersteuning wenst ten aanzien van familieleningen dan kunt u contact opnemen met één van onderstaande auteurs.

Vragen over lening binnen familieverband?

Bedrijfsnaam

*

Naam

*

Aantal medewerkers

Bent u tevreden over uw belastingadviseur :

Wilt u een vrijblijvende offerte / advies ontvangen?

Opmerkingen/vragen

Ja, ik ga akkoord met de verwerking van mijn gegevens. Jongbloed Fiscaal Juristen NV mag mij per e-mail info sturen en mijn persoonlijke gegevens gebruiken om mijn interessegebieden vast te stellen zoals hier beschreven, en ik ben me ervan bewust dat ik op elk moment mijn toestemming kan intrekken.

Deel deze pagina

Laatste update op 07-04-2025
Artikel gemaakt op 07-04-2025
Dit artikel (of blog of voorbeeldovereenkomst) is met aandacht en zorgvuldigheid geschreven, maar bevat informatie van algemene en informatieve aard. De informatie in dit artikel kan, afhankelijk van de omstandigheden van uw specifieke geval, niet of verminderd van toepassing zijn. De informatie in dit artikel dient derhalve niet als fiscaal/juridisch advies te worden beschouwd. Jongbloed Fiscaal Juristen N.V., haar medewerkers en of haar vestigingen/deelnemingen aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit het artikel.
U bevindt zich hier : Jongbloed Fiscaal Juristen Kennisbank DGA en belastingen Leningen binnen familieverband

Jongbloed Fiscaal Juristen - Disclaimer - Zoeken - Sitemap