Sportvereniging en verrekenen BTW
Veel sportverenigingen willen de BTW op de aanleg van een kunstgrasveld op nieuwe accommodatie verrekenen. Regelmatig komen dergelijke zaken bij ons voorbij en ontstaat er hierover een geschil met de Belastingdienst. De laatste tijd merken wij dat de Belastingdienst steeds minder enthousiast wordt met het teruggeven van de BTW over de nieuwbouw of aanleg van een sportveld.
De sportvereniging, BTW en stichting (de essentie)
De sportvereniging richt een stichting op die vervolgens een nieuwe accommodatie gaat bouwen of een kunstgrasveld gaat aanleggen. De BTW (21%) wordt verrekend en vervolgens wordt het geheel tegen 6% (sportaccommodatie ter beschikking stellen, dit is iets anders dan verhuren sportaccommodatie, deze is namelijk vrijgesteld van BTW) verhuurd aan de vereniging. Simpel gezegd wordt er een voordeel van 15% behaald en tevens een cashflowvoordeel (BTW komt direct terug en wordt op termijn deels weer afgedragen). Vaak wordt een dergelijke structuur afgewezen omdat de stichting en de vereniging als één geheel kunnen worden gezien.
Voorlopige voorziening vanwege start nieuwbouw sportcomplex
Regelmatig komen er zaken bij de rechter waarbij om een voorlopige voorziening (i.v.m. onverwijlde spoed) wordt gevraagd. Rechters worden hier niet enthousiast over, meestal ontbreekt het spoedeisende belang. Meestal stelt de rechter dat het keuzes van de stichting zijn en dat ze hierdoor in een lastige situatie zijn gekomen of gebracht (door niet tijdig met de Belastingdienst te overleggen zonder dat er financiële buffers zijn). Een onjuiste inschatting (BTW verrekenen of niet) kan niet voor rekening van de Belastingdienst komen. Tevens zijn dergelijke zaken vaak complex waardoor een snel oordeel mogelijk is.
Vereisten 6% BTW bij verhuur
Verhuur van onroerende zaken is in principe vrijgesteld van BTW, hierdoor is verrekenen van BTW op de aankoop of bouw ook niet te verrekenen. Als er sprake is van het ter beschikking stellen van een sportaccommodatie, dan bedraagt het BTW-tarief 6% en kan de BTW op de aankoop of bouw wel worden verrekend. Wanneer is hier sprake van?
- De exploitant (stichting) zorgt voor het onderhoud, het schoonmaken en de beveiliging van het complex.
- De vereniging (afnemer) kan de accommodatie enkel gebruiken voor sportbeoefening (lage tarief is ook van toepassing als men leden (of leerlingen van een school) de gelegenheid geeft tot sporten.
- Exploitant mag ook extra diensten leveren (zoals geven van lessen, instructies, etc.).
- Lessen, begeleiding, etc. die niet met de sportaccommodatie te maken hebben vallen onder het 21% tarief.
Algemene stelling Belastingdienst bij sportaccommodatie en BTW
De stichting en de vereniging kun je zien als 1 geheel, tenminste dat stelt de Belastingdienst veelal. Daarnaast wordt hieraan de conclusie verbonden dat er sprake is van misbruik van recht (een opzetje). Hiervan kan ook sprake zijn als een (symbolisch) lage huur wordt gerekend (door de stichting of de gemeente). Van vorenstaande kan ook sprake zijn als de vereniging de accommodatie en sportvelden verhuurt aan een stichting, deze laat verbouwen of renoveren en deze vervolgens weer van de stichting gaat huren.
Fiscale opinie over sportaccommodatie en BTW verrekenen
De stichting moet een reële betekenis hebben, hierbij moet er zowel naar het (zelfstandige en onafhankelijke) bestuur worden gekeken als naar de economische rol (bijvoorbeeld: er zijn meer huurders). In een procedure bij de Rechtbank Noord Holland d.d. 14 april 2014 kwam dit nog eens helder en duidelijk aan de orde.
In deze procedure huurde een tennisvereniging een sportcomplex van een stichting. Deze stichting huurde het complex van de gemeente. De stichting heeft de BTW op een verbouwing / renovatie teruggevraagd en de Belastingdienst weigerde dit met als stelling "misbruik van recht" en "geen reële betekenis". Wat ging er mis?
- De stichting is opgericht door de tennisvereniging.
- De vereniging huurder in eerste instantie het sportcomplex (rechtstreeks) van de gemeente (tegen een symbolische huurprijs van € 50 per jaar).
- In het clubblad stond dat de stichting is opgericht om de BTW terug te krijgen.
- Er was een aanzienlijke organisatorische en persoonlijke verbondenheid tussen de stichting en de vereniging.
- De feitelijke gang van zaken in en om het complex waren voor en na oprichting van de stichting niet anders.
- Onderhoud complex wordt door leden van de vereniging verzorgd.
In een andere uitspraak had de sportvereniging een beter verhaal en was er ook een scheiding tussen de stichting en de vereniging. Rechtbank Gelderland deed op 19 november 2013 een heldere uitspraak. Een stichting die een kunstgrasveld koopt is volgens de Rechtbank BTW-ondernemer. De betaalde BTW op de aankoop is hiermee verrekenbaar. De opstallen behoren in eigendom toe aan de voetbalclub en de grasvelden dus niet, deze worden (tegen een BTW-tarief van 6%) door de voetbalclub gehuurd. Er wordt dus 21% BTW verrekend en op termijn wordt 6% (via verhuur) betaald. De Belastingdienst is van mening dat er sprake is van misbruik en daarnaast stelt de Belastingdienst dat de stichting geen BTW-ondernemer is. De Belastingdienst ziet de stichting en de voetbalclub als één geheel. De Rechtbank Gelderland is een andere mening toegedaan, de redenen hiervoor zijn:
- stichting is zelfstandig;
- bestuurders stichting zijn niet dezelfde als bij de voetbalclub (op één na);
- de stichting heeft een afgescheiden vermogen;
- de stichting heeft zelf een subsidie aangevraagd.
Het lijkt logisch dat de Belastingdienst in beroep gaat tegen deze uitspraak. Dit zal waarschijnlijk niet succesvol verlopen, er liggen namelijk al uitspraken (cassatie) van de Hoge Raad waarbij "schoolconstructies" geaccepteerd werden. De opkomende Europese wetgeving maakt het er voor sportverenigingen niet makkelijk op. De Belastingdienst zet op dit moment (2014) de spreekwoordelijke hakken in het zand. In het verleden werden dergelijke situaties akkoord bevonden, nu stelt de Belastingdienst dat er sprake is van constructies.