Belastingheffing door gemeenten, hoe bont kun je het maken?
Inleiding
Naast de rijksoverheid mogen ook andere overheden bepaalde belastingen heffen. Voor de gemeenten is dat geregeld in Hoofdstuk 15 van de Gemeentewet. Die belastingen worden vastgesteld door de gemeenteraad en vastgelegd in een gemeentelijke Verordening.
Verschil mag er zijn
Eén van de meest gehate belastingen is de forensenbelasting. Vooral in toeristische gemeenten wordt die geheven als u, zonder in die gemeente ingeschreven te staan, in die gemeente een huisje heeft en daarover ten minste 90 dagen per jaar kunt beschikken.
De gemeente is in beginsel vrij de hoogte van de forensenbelasting en de wijze van berekening daarvan zelf vast te stellen. Uiteindelijk toetst de Hoge Raad alleen met een grove kam of het allemaal door de beugel kan.
Henk heeft een huisje op een recreatieterrein in Ommen. Het ligt echter niet op één terrein dat een geheel vormt bestemd voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd (vakantiepark). Hij staat er niet ingeschreven, maar kan wel altijd van het huisje gebruik maken. Dus is hij ‘aan de beurt’ voor de forensenbelasting. Het valt Henk op dat het tarief voor een huisje op een vakantiepark een vaste som is van € 225 en dat de overige huisjes een tarief betalen dat oploopt met de waarde van het huisje, maar minimaal € 775 bedraagt. Het drievoudige dus. Henk valt in de hoogste categorie en betaalt het maximum van € 1.620.
Dat vindt Henk wat al te gortig en stapt naar de rechter (discriminatie, in strijd met het gelijkheidsbeginsel). Bij de eerste rechter lukt het niet, in hoger beroep wel. Het Hof gaat mee dat sprake is van gelijke gevallen en vindt in de onderlinge verschillen geen rechtvaardiging voor een hogere belastingheffing voor huisjes die niet op een park liggen.
De gemeente laat het er niet bij zitten en haalt haar gelijk bij de Hoge Raad. Die vindt dat er geen sprake is van gelijke gevallen. De gemeente mag zich bij de bepaling van het tarief baseren op de ervaringsregel dat eerstgenoemde woningen anders dan huisjes op een park een aanmerkelijk lagere waarde hebben dan € 60.000 (de eerste tariefschijf). Ook vindt de Hoge Raad dat in de ervaringsregel de benodigde steun kan worden gevonden voor het gemaakte onderscheid. Het heeft wel een hoog ‘orakelgehalte’: "In deze ervaringsregel komt namelijk tot uitdrukking dat woningen die onderdeel zijn van een recreatiesamenstel en andere woningen feitelijk niet gelijk zijn."
Een (door het Hof niet behandelde) beroep op overige algemene rechtsbeginselen wordt door de Hoge Raad van tafel geveegd. Ook ziet het geen reden te onderzoeken of er sprake is van een buitensporige last in de zin van het Europese recht.
Commentaar fiscaal jurist
Gelijke gevallen moeten gelijk worden behandeld. Een huisje op een park is iets ander dan een huisje elders. Dat is nu eenmaal zo en daar moet u het mee doen. Omdat ik het zeg, pleegde mijn vader dan te zeggen als volledige en sluitende toelichting. Minimaal het drievoudige tarief, het zij zo. Niet zeuren, doorlopen …
Niettemin kan het lonen om kritisch naar gemeentelijke heffingen te kijken. Doorgaans zijn tariefstellingen onaantastbaar, maar er zijn tal van punten waar de gemeenten van het padje kunnen raken (zeker als de gaan afwijken van de VNG-standaarden).