Reparatie van bedrijfsopvolgingsregeling is overkill
Op 22 april heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan die onze Staatssecretaris lichtelijk in de stress heeft doen schieten. De uitspraak ziet op de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling op een indirect gehouden belang van minder dan 5% in een werkmaatschappij. In de ogen van de Staatssecretaris een ongewenste verruiming van een toch al zéér coulante fiscale faciliteit. De reparatiewetgeving treedt deze met terugwerkende kracht naar 1 juli 2016 in werking. Helaas, zoals bij zoveel overhaaste en daarmee vaak ondoordachte acties, leidt de bestrijding van de ongewenste verruiming ook tot ongewenste beperkingen.
Bedrijfsopvolging in 2023 gunstiger
Opvolgers die een onderneming erven of geschonken krijgen zijn minder belasting kwijt over deze verkrijging. De vrijstelling is in 2023 verhoogd van € 1.134.403 (2022) tot € 1.205.871 (2023). Tot zo'n € 1,2 miljoen is de erfenis of schenking dus belastingvrij, boven de grens is 83% van de waarde vrijgesteld voor belastingheffing. De opvolger moet de onderneming wel 5 jaar voortzetten en moet het om een echt bedrijf (materiële onderneming) gaan. De BOR wordt in 2023 of 2024 aangepast (minder gunstig).
Waarom reparatiewetgeving?
Om te begrijpen waarom de Staatssecretaris met overdreven gehaastheid reparatiewetgeving door de Kamers loodst, volgt eerst een verkorte toelichting op het doel en strekking van de wet in haar huidige vorm. De bedrijfsopvolgingsregeling is een fiscale faciliteit die het mogelijk maakt om ondernemingsvermogen geruisloos, zonder belastingheffing, over te dragen naar de volgende generatie of een beoogd bedrijfsopvolger. Een prettige gedachte dat je als ondernemer niet leeg loopt op het moment dat je de onderneming overdraagt of dat je je erfgenaam al bij de start van het ondernemerschap opzadelt met een zware fiscale last. Echter heeft deze fiscale faciliteit ook al voor veel politieke en juridische onrust gezorgd omdat de faciliteit zo ruimhartig is dat deze haar doel voorbij schiet.
De faciliteit staat uitdrukkelijk open voor ‘ondernemingsvermogen’. Vermogensbestanddelen van een vennootschap die als beleggingsvermogen kwalificeren, zoals overtollige liquiditeiten, onroerende zaken die bestemd zijn voor verhuur (uitzonderingen daargelaten, zie daarvoor deze artikelen) en een pensioenvoorziening, vallen niet onder deze faciliteit.
De wet in zijn huidige vorm (voor de liefhebbers artikel 35c, vijfde lid, Successiewet) zegt verder dat de bezittingen en schulden van van de lichamen waarin de aandeelhouder natuurlijk persoon een indirect aanmerkelijk belang heeft, toegerekend worden aan de holding. Deze bezittingen en schulden komen terecht op de balans van de holding en vormen dan ondernemings- of beleggingsvermogen. Voor de vermogensetikettering gelden dezelfde regels zoals deze ook voor een IB-onderneming gelden. Een bewuste keuze van de wetgever om aansluiting te zoeken bij de positie van de IB-ondernemer.
Het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2016
Wat was nu de casus? Erflater hield een 6,89% belang in een Beheer B.V. Deze Beheer B.V. hield op haar beurt diverse belangen in andere vennootschappen waarin een onderneming werd gedreven. Daarnaast had de Beheer B.V. een 70,6% belang in een Ltd. met een waarde van € 60 mio. Het belang van erflater in de Ltd. komt neer op een belang van 4,86%.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of de faciliteit ook mag worden toegepast op indirect gehouden belangen van minder dan 5%. De Hoge Raad zegt van wel omdat Beheer B.V., door de toerekening van de vermogensbestanddelen van de andere werkmaatschappijen, een onderneming dreef. Op dat moment moet ook op de vermogensbestanddelen van de Beheer B.V., waaronder het belang in de Ltd., een etiketje geplakt worden (belegging- of ondernemingsvermogen). Omdat de activiteiten van de Ltd. in het verlengde liggen van de activiteiten van Beheer B.V., kwalificeert het belang in de Ltd. volgens de Hoge Raad als ondernemingsvermogen.
Het oordeel van de Hoge Raad is wettelijk gezien juist maar begrijpelijk ook ongewenst. Op deze wijze kan immers ook beleggingsvermogen onder de faciliteit vallen. Op voorstel van de Staatssecretaris worden nu alle indirecte belangen kleiner dan 5% uitgezonderd van de bedrijfsopvolgingsregeling. Een reparatie die haar doel ook enigzins voorbij schiet, onder meer omdat het echte ondernemingsvermogen waarvoor de regeling is bedoeld, hierdoor buiten de boot valt.
Wilt u weten wat de wetswijziging voor u betekent? Wij staan u graag te woord.