Volgen deelkwalificatie voldoet voor WVA
Weer een bijzondere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland inzake de WVA. Waar de Belastingdienst in veel boekenonderzoeken en procedures roept dat deelkwalificaties niet voldoende zijn, wordt zij in deze procedure terug gefloten door de Rechtbank. Helaas voor belastingplichtige liep het in de onderhavige procedure alsnog stuk op de beroepspraktijkvorming (BPV).
Procedure WVA
Een garagebedrijf laat haar medewerkers een BBL-opleiding volgen binnen het eigen bedrijf en met inschakeling van een externe onderwijsinstelling. De opleiding bij het garagebedrijf omvat een drietal deelkwalificaties. De totale opleiding behelst echter 23 respectievelijk 26 deelkwalificaties. De POK’s, aanvang 1 oktober 2011, zijn door de vier partijen ondertekend op 26 maart 2012. De Belastingdienst stelt dat afdrachtvermindering onterecht is toegepast en vordert terugbetaling van ruim € 221.000 en een vergrijpboete van ruim € 33.900. De volgende vragen liggen ter beantwoording aan de rechter voor:
- Is het volgen van een deelkwalificatie van een beroepsopleiding voldoende voor de WVA?
- Hebben de deelnemers de BPV gevolgd?
- Bestaat recht op WVA in de periode dat niet alle partijen de POK ondertekend hebben?
Het antwoord van de Rechtbank op de eerste vraag was kort maar krachtig. Ja, een deelkwalificatie is voldoende! De Rechtbank wijst de Belastingdienst er vervolgens nog eens op dat een andersluidende interpretatie van het arrest van de Hoge Raad (zie toelichting arrest) leidt tot een ongerijmd resultaat. Het is immers in het geheel niet logisch dat niet de volledige beroepsopleiding, maar wel de beroepspraktijkvorming van de niet gevolgde delen moet worden gevolgd. Als kers op de taart stelt de Rechtbank verder dat de Belastingdienst en belastingrechter geen oordeel mogen vellen over het onderwijskundige aspect of de kwaliteit van de opleiding.
In het antwoord op vraag twee was de Rechtbank streng voor belastingplichtige. De overlegde portfolio’s lieten niet de mate van voortgang en begeleiding zien, ze waren incompleet doordat deze geen Onderwijs- en Examenregelingen bevatten (ook niet overlegd in procedure) en de onderwijsinstelling was in geen velden of wegen te bekennen bij de BPV. De Rechtbank gaat vervolgens volledig voorbij aan de overlegde verklaringen van medewerkers, praktijkbegeleiders en een docent. Niet goed dus! Wel benadrukte de Rechtbank dat ook het verrichten van reguliere werkzaamheden, uitgevoerd in het kader van onderricht in de praktijk, kan worden gezien als BPV.
Aan vraag drie komt de Rechtbank niet meer toe. Op zich jammer, want dateringsperikelen zijn voer voor een goed gesprek met de Belastingdienst.
Noot fiscaal jurist
In de praktijk (rechtspraak) signaleren wij dat de BPV belastingplichtigen steeds vaker de das om doet. Vastlegging van de opleiding is door het verloop van jaren verloren gegaan of zelfs in faillissement (van de onderwijstellingstelling) onbereikbaar geworden. Toch vreemd dat juist de vastlegging van de opleiding voor zoveel problemen zorgt. Er geldt immers de vrije bewijsleer omdat verzaakt is om in wet- en regelgeving en voor het controlerende orgaan bestemde documenten iets over BPV vast te leggen!
In onderhavige procedure is de vergrijpboete (schijnbaar) geen onderdeel van het geschil geweest, zonde! Uit rechtspraak blijkt dat de boete in veel gevallen wordt verminderd naar nihil, zie voor een recent voorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 3 februari 2017. De boete moet altijd in het geschil worden meegenomen!
Bron WVA en deelkwalificatie
Rechtbank Noord-Nederland d.d. 22 december 2016 (ECLI:NL:RBNNE:2016:5590).